Symptomatologie – de leer van ziekteverschijnselen – is een belangrijk onderdeel van de geneeskunde. Het zijn immers de symptomen die een patiënt doen besluiten een bezoek te brengen aan de huisarts, en het zijn de symptomen die een huisarts doen besluiten tot nader onderzoek of doorverwijzing naar een specialist. In sommige gevallen zal een diagnose uiteindelijk gesteld worden op basis van bloed- of urineonderzoek of een MRI-scan. In andere gevallen echter is de symptomatologie de enige manier om een diagnose te stellen. Zeker in de geestelijke gezondheidszorg.
In de geestelijke gezondheidszorg zijn er weinig aandoeningen en stoornissen te vinden die aan te tonen zijn door middel van bloedonderzoek of met een EEG of MRI-scan. Meestal vergelijkt een psychiater de symptomatologie van een patiënt met een lijst criteria, en stelt op basis daarvan een diagnose. Daarbij zijn echter verschillende problemen: veel stoornissen lijken qua symptomen op elkaar en iedere patiënt is anders. Daardoor is de beschrijving van de symptomatologie van een stoornis geen eenvoudige klus. Toch heeft men daar wel moeite voor gedaan. Het resultaat is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM), een Amerikaans handboek voor de geestelijke gezondheidszorg.
Eeuwenlang was de naamgeving van psychische stoornissen zeer vaag. De stoornis die de éne arts autisme noemde, kon een geheel andere zijn dan de stoornis van een autist die door een andere arts was gediagnosticeerd. Dat maakte ook het communiceren over behandelingen moeilijk. Rapporteerde een groep artsen over een behandeling die aansloeg bij schizofrene patiënten, dan kon het zomaar zijn dat die behandeling bij een groep patiënten aan de andere kant van het land niet aansloeg. Omdat deze groep eigenlijk aan een andere stoornis leidde, die echter door de arts daar als schizofreen werd benoemd.
Om internationaal meer op één lijn te komen, begon een groep wetenschappers met het opstellen van diagnosecriteria voor psychische aandoeningen. Daaruit ontstond uiteindelijk in 1952 de DSM. Dat bleek een groot succes. Inmiddels gebruikt men deel 4 en in mei 2013 komt DSM V. De hierin genoemde criteria worden wereldwijd gebruikt. Dat maakt de communicatie over aandoeningen en het onderzoek daarnaar vele malen eenvoudiger.
In de huidige DSM speelt symptomatologie een zeer grote rol. Neem bijvoorbeeld de criteria voor een depressieve episode: “Vijf [of meer] van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren. Ten minste één van de symptomen is ofwel [1] depressieve stemming, ofwel [2] verlies van interesse of plezier (DSM IV)”. En dan volgt een lijst symptomen. Vervolgens volgen nog een aantal andere eisen, die ook allen met de symptomen samenvallen. Kortom, een depressieve periode is alleen maar vast te stellen op basis van symptomatologie. Andere criteria zijn er niet, simpelweg omdat er niets bekend is over een fysiologische oorzaak van depressie en er dus geen fysiologische afwijking aan te tonen valt.
Aandoeningen die enkel en alleen gediagnosticeerd worden op basis van symptomatologie, zijn vaak niet eenvoudig te bestrijden. Er is immers geen fysiologische oorzaak bekend. Dat maakt het moeilijk een geneesmiddel te ontwikkelen. Er zijn in de geestelijke gezondheidszorg wel diverse antidepressiva in omloop, maar hoe die precies werken is niet bekend. Er zijn zelfs geluiden dat deze antidepressiva voornamelijk een placebo-effect hebben. Placebo of niet, dergelijke geneesmiddelen zijn vooral gericht op symptoombestrijding, terwijl de oorzaak van de depressie vaak onbekend blijft.
Ook buiten de geestelijke gezondheidszorg doet het probleem van diagnose op basis van symptomatologie zich voor. Diverse chronische aandoeningen, zoals het chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS) en fybromyalgie, zijn niet aan te tonen in het bloed of op een scan. In feite zijn het vergaarbakken van allerlei aandoeningen: de symptomatologie klopt, andere aandoeningen zijn uitgesloten en je hebt er minimaal zoveel maanden last van? Dan noemen we het CVS of fybromyalgie.
In zo’n vergaarbak gestopt worden is niet leuk. Het voelt alsof je niet serieus bent genomen. Het voelt alsof je een aansteller bent, omdat men niets heeft kunnen vinden. Toch kan CVS of fybromyalgie zeer ernstige vormen hebben en zelfs invaliderend zijn. En het is moeilijk te genezen. Opnieuw omdat de oorzaak en het precieze fysiologische probleem niet bekend is. Dus kan men proberen symptomen te bestrijden. Niet voor niets zoeken veel patiënten hun heil in de alternatieve geneeskunde, omdat men daar, ook zonder bekende fysiologische oorzaak, een poging doet de oorzaak van de aandoening aan te pakken. Een oorzaak die niet bekend is in de medische wereld maar waar wel veel ideeën over bestaan.
Kortom, de huidige geneeskunde is in staat om op basis van symptomatologie diagnoses te stellen, maar is zelden in staat aandoeningen waarvan alleen de symptomatologie bekend is, ook daadwerkelijk te bestrijden en te genezen.